Een selectie teksten uit meer dan 10 jaar lokaal cultuurbeleid in Brussel

"There is no work/life balance. There are only priorities and time for fewer of them than you’d like." - Garrick Van Buren

Lokaal cultuurbeleid laat mij niet los. Het is al sinds 2003 de job van mijn leven.


Het alles-in-één-idee waar de bibliotheek van Sint-Gillis dit jaar eindelijk mee hoopt te starten (en waar Bram al 4 jaar mee rondloopt zonder het echt op papier te zetten):

De gratis zesmaandelijkse-of-zo kom-deelnemen-en-deelhebben avondvullende multidisciplinaire happening, met de bib als community hub, creatieplatform en podium voor het uitwisselen van kennis, ervaringen, ontdekkingen en inspiratie.

Denk aan een rock & roll (talk)show met een gastheer/presentator die de vaart er in houdt en een gelegenheidsorkest/huisband voor punchy streepjes muziek, opgebouwd rond korte presentaties door breed gezochte knappe koppen uit Sint-Gillis over interessante lokale projecten uit verschillende sectoren. Inhoudelijk divers of thematisch en vraaggestuurd.

Vaste waarden:
- alles wat je wilde weten over de bib,
- de verhalen die de kinderen creëren tijdens onze 'dagen zonder computer',
- 'show & tell'-momenten door de deelnemers van het buurtcorrespondentdequartier- project in samenwerking met het gemeenschapscentrum.

Geïnspireerd op snippers van: zowat elke standup comedy-avond, Curating The Library, Revue in GC De Markten, TED, Creative Mornings, Ignite, de Nacht van de Kennis over Brussel, An Evening of Tall Tales, het poëzie-evenement 'Les Villes Tentaculaires' in de bib in 2013, het centrale idee achter de gemeenschapsfora van de Brusselse GC's.

Te starten als bescheiden 'bibbabbel', uit te groeien tot vervanger van vergaderingen allerhande (tot beheerraad en adviesraad toe).

Grootste troef: zowat de hele jaarwerking kan hier aan opgehangen worden.


Er was eens... 
(voor Fabriekslawaai, het gemeenschapsblad van de Pianofabriek), n°17, 2014.

Eén van onze belangrijkste projecten in het nieuwe Cultuurbeleidsplan (2014-2019) is ongetwijfeld de verbouwing van de bibliotheek. Maar hoe zit dat precies, met een gebouw dat pas vijf jaar geleden in gebruik werd genomen en waar eigenlijk niet zoveel aan scheelt?

Tja. In dit geval geldt: hoe minder er echt mis is, hoe meer er wel degelijk wringt. Doordat de decretale opdrachten van de bib werden uitgebreid, doordat de verwachtingen van het publiek blijven evolueren en doordat het nieuwe team zijn maatschappelijke rol graag anders invult dan vroeger, voelt ons huidig onderkomen nog weinig... 'juist'. Kijken we kritisch naar onszelf, dan is er nog maar één ding dat ons echt trots maakt. Onze gebruikers. Iedere bezoeker die over de vloer komt, betekent een nieuwe aanmoediging en uitdaging. Als bibliotheek willen we hen recht doen. De verschillende collecties en functies die je vandaag bij ons terugvindt, worden daarom grondig herschikt en de ondergebruikte polyvalente zaal in de kelder wordt een volwaardig deel van de publieksruimte.

De eerste voorbereidende stappen werden ondertussen gezet. Ze bleken al meteen een flinke uitdaging. Onze architecten en vormgevers verwacht(t)en van ons immers geen uitspraken over de huidige bibliotheek maar over de contouren van de toekomstige werking. En zeg nu zelf, die buurtgerichte 'boekerij' uit het vorige nummer van Fabriekslawaai, vonden jullie die al erg concreet?

We staan dus alweer voor keuzes. Hoe scherper hoe beter, zeggen de architecten daarover. Zij beschouwen elke bijkomende voorwaarde aan hun ontwerp als een grote impuls voor hun creativiteit. Gelukkig maar, want evident is het niet. Denken jullie even mee...

Meer dan 'wat komt waar' wordt één van de centrale vraagstukken de vormgeving van 'het publieke binnen', de bib als stedelijk huis, een openbare ruimte met specifieke gedragscode, waar je je hopelijk thuis voelt maar liefst niet thuis waant. Iedereen is welkom in de bib en het hoeft er helemaal niet muisstil te zijn, maar het is ook geen crèche, speelplein of Parvis. Dat vraagt, zeker op het door ons verkozen wijkniveau, om een verfijnde vertaling van toegankelijkheid: een overgang met de straat die niet afsluit of afschrikt, een drempel die niet als zodanig wordt ervaren maar die wel degelijk doet vertragen, verstillen, en die wie binnenkomt bewust maakt van de spelregels eigen aan het huis. De bib in haar huidige vorm maakt dit alvast niet waar. Achter de inkom hoort een ruimtelijke verwelkoming, en een pad verder naar binnen, intuïtief dan wel expliciet leesbaar, langs zones die duidelijke functies hebben maar wazige want levende, flexibele grenzen. De bib in haar huidige vorm maakt ook dit niet waar.


Er was eens...
(voor Fabriekslawaai, het gemeenschapsblad van de Pianofabriek), n°16, 2014.

Er zijn boeken die je als lezer meteen middenin het verhaal storten. Hun eerste paragraaf dompelt je in een actiescene of onthulling waarvan je de reikwijdte niet altijd al kan inschatten, maar waarvan je desalniettemin weet: dit is groot, belangrijk, er staat iets op het spel. Je wordt het verhaal ingezogen en blijft lezen. Hopelijk kan dit zo'n verhaal zijn. In vervolgvorm dan nog, een feuilleton, over de Nederlandstalige bibliotheek van Sint-Gillis.

Het eerste hoofdstuk opent dan ook met het nieuwe Cultuurbeleidsplan (2014-2019). Twee soortgelijke plannen gingen er al aan vooraf (met betrekking tot de perioden 2004-2007 en 2008-2013), maar daar hebben we het hoogstens nog een keer over in een flashback. Nooit eerder deelde de bib immers zo nadrukkelijk in de beleidskeuzes, of met zoveel ambitie. Wat er op het spel staat? Zonder dramatiseren: onze relevantie.

Het gaat goed met de bib, dankjewel. Onze statistieken vertonen mooie opgaande lijnen. Sinds de verhuis begin 2009 telt de bibliotheek jaar na jaar meer gebruikers, meer uitleningen. Er is de beloftevolle nauwe samenwerking met BLI:B, de Nederlandstalige bibliotheek van Vorst, die in het vorige nummer werd aangekondigd. En eind vorig jaar behaalden we de titel van op-21-andere-na-beste Bibliotheek van Vlaanderen en Brussel 2014. Maar het is goed om waakzaam te zijn en, vooral, te anticiperen.

In een dichtbevolkte, weinig Nederlandstalige woonwijk in een uithoek van Sint-Gillis; ver weg van de spotlights gericht op Muntpunt; omringd door een erfenis van hoogopgestapelde maar daardoor ook wel saaie, stoffige deugdelijkheid; in een sector belegerd door Google en Amazon en overspoeld door berichten van ontlezing en besparingen; daar onderzoekt, of eerder: besnuffelt, het bibteam een onderbelichte troef. Nabijheid. Niet de grootstedelijke dimensie van onze werking zal centraal staan de komende jaren: de lidkaart en catalogus die we delen met alle Nederlandstalige bibliotheken in Brussel. Wel: onze betekenis als wijkvoorziening.

Ik ben het afgelopen jaar van het woord 'boekerij' gaan houden. Er mag wat te beleven zijn in de bibliotheek, maar het is geen gemeenschapscentrum. De hefbomen waarmee we de komende periode aan de slag zullen gaan, zijn veelal traditionele instrumenten als collectie, presentatie. Wel is het de bedoeling een weerspiegeling te worden van de buurt, in aanbod en bezoekers. De toekomst van de bib is er één waarin ze ontdekking, inspiratie en ontmoeting aanreikt en de stad op mensenmaat.

Dat kleine gebouwtje in de Emile Feronstraat, dat heb ik daarvoor maar in bruikleen. De bibliotheek is van ons allemaal. Lees dus zeker ook de volgende Fabriekslawaai.


Het (interne) positioneringsvraagstuk. Terug van nooit weg geweest?
(discussie-opener), 2011.

Dit is een korte reflectie over de cultuurbeleidscoördinator als coördinator, netwerker, veldwerker, beleidsmedewerker, vertrouweling van de schepen en sleutelfiguur in de gemeentelijke (Nederlandstalige cultuur)dienst, naar aanleiding van de uitgebreide doorlichting van het lokaal cultuurbeleid in Brussel door de VGC.

Eerst en vooral: het is niet zo dat de Brusselse cultuurbeleidscoördinatoren al bijna tien jaar lang exact dezelfde discussie meeslepen. Hun positie als agents communaux is wel degelijk geëvolueerd. Een aantal fundamenten staan ondertussen echt niet meer ter discussie, zelfs in de gemeenten waar ze er niet zijn. Een functieprofiel gebaseerd op het decreet, bijvoorbeeld. Een positionering op basis van een beleidsbeslissing, daadwerkelijk terug te vinden in het gemeentelijk organigram. De nood aan administratieve ondersteuning. (...)

Deze weliswaar onvoltooide integratiebeweging heeft een specifiek ongewenst neveneffect. Met het verstrijken van de jaren, raakt het lokaal cultuurbeleid meer ingeburgerd, een dienst uitgebouwd, en de cultuurbeleidscoördinator... opgesloten. In reguliere werking. In de verplichtingen van een log administratief apparaat. In de logica van de politiek. Deze cultuurbeleidscoördinator voelde zich alvast nog nooit zo weinig vrij in het combineren van en switchen tussen de verschillende rollen opgesomd in de titel.

Uit de doorlichting komt het pleidooi voor een dynamische werking. Dat zou wel eens iets anders kunnen betekenen voor de gemeentelijke dienst Nederlandstalige cultuur dan voor de cultuurbeleidscoördinator in die dienst. Jullie weten wel: dat vleesgeworden multi-inzetbaar Zwitsers zakmes. Graag vertaal ik dat pleidooi daarom in een vraag om zuurstof. Ademruimte. Maximale controle over de eigen agenda, en bijgevolg (hopelijk) tijd voor echt beleidsvoorbereidend werk, analyse en visieontwikkeling. Hoe lang is dat bij jullie geleden: dat er tijd was om iets op papier te zetten dat eens niet een concrete projectnota is die idealiter gisteren al af moest?

Ik wil kunnen doen wat o zo nodig is.
Ik wil zo weinig mogelijk projectbeheerder zijn.


Lokale samenwerking tussen de structurele partners,
(gezamenlijk werkstuk), 2009.

Gemeentelijke dienst, bibliotheek en gemeenschapscentrum zijn op elkaar aangewezen om van het geïntegreerd lokaal cultuurbeleid een succes te maken. Samenwerking tussen deze drie partners is bijgevolg onvermijdelijk, maar mag anderzijds nooit een doel op zich worden. Een werkgroep van Brusselse cultuurbeleidscoördinatoren werkte op basis van een reeks vergaderingen en gesprekken tussen maart en november 2009 volgend voorstel van basisprincipe uit dat voor elke gemeente een zinvol samenwerkingskader biedt. Naar alle verwachting zal hiervoor ook overal een lokaal draagvlak gevonden worden:

1. Het eerste uitgangspunt voor de samenwerking vormt steevast het geïntegreerd cultuurbeleidsplan. Dat plan is misschien hier en daar onvolkomen, maar omvat hoe dan ook een visie en doelstellingen op basis van een omgevingsanalyse. De verschillende partners onderschrijven het beleidsplan. Dit laatste wil zeggen: de verschillende organisaties verklaren zich ermee akkoord dat de doelstellingen in het cultuurbeleidsplan moeten worden gerealiseerd, los van het feit of ze bij de realisatie van elk van deze doelstellingen voor zichzelf een rol zien weggelegd.

2. Het tweede uitgangspunt is het bestaan van een beroepskrachtenoverleg, lokaal platform of rondetafel, waar de drie organisaties met elkaar als gelijkwaardige partners een gesprek kunnen aangaan. (Dit overleg is op zich ook al een vorm van samenwerking).

3. Vanuit deze uitgangspunten kunnen de partners samen de beleidsdoelstellingen inhoudelijk verder afbakenen en concretiseren (bijvoorbeeld naar aanleiding van de opmaak van het jaarlijkse actieplan). Dat gebeurt door per onderwerp ‘af te dalen’ tot een gedeelde bekommernis en door vervolgens met realistische, zakelijk-functionele blik te kiezen voor de meest geschikte vorm van samenwerking (dus per beleidslijn, proces, project of product). Zo blijft er ruimte voor verschillende meningen, eigen zienswijzen en zelfs conflicten, omdat ieders verwachtingen aan de start op elkaar afgestemd worden en per samenwerking een echte, intern gedeelde doelstelling wordt nagestreefd. Het is evident dat samenwerking hier ook staat voor complementariteit inzake gemeenschapsvorming, programmatie, communicatie,… en zelfs de beslissing om niet samen te werken.

4. Om een actieplan achteraf zinvol samen te kunnen evalueren, vertonen de partners sowieso een minimum aan betrokkenheid bij en kennis van elkaars inspanningen.

Bijkomende aandachtspunten :

* Het behoort tot het takenpakket van de cultuurbeleidscoördinator om te bewaken dat het geïntegreerd cultuurbeleidplan en een strategisch planningsproces centraal in het vizier blijven. Het is tevens de taak van de cultuurbeleidscoördinator om de partners te herinneren aan hun engagementen en te stimuleren tot voortdurende maximalisatie van wat daarbij aan samenwerking mogelijk is.

* De werkgroep constateert dat de positioneringsproblematiek nooit veraf is. De cultuurbeleidscoördinator kan enkel een coördinerende rol spelen daar waar de goodwill van de partners en zijn persoonlijke gezag het toelaten. Er bestaat ook nog steeds een spanningskluwen van percepties en functies al naargelang de cultuurbeleidscoördinator wordt aangesproken als man/vrouw van het terrein, facilitator, bemiddelaar of verantwoordelijke, beleidsambtenaar, medewerker van de schepen of lid van een administratieve of uitvoerende dienst. (cfr. VGC Beleidsplan 2006-2010 / Hfst. II. Het lokaal cultuurbeleid / Stuk 319 (2005-2006) / p. 34 – De mate waarin dit personeelslid ook werkelijk optreedt als coördinator dan wel als animator, hangt af van zijn/haar plaats in het organieke kader van de gemeente, als van de instrumenten en het mandaat dat die persoon heeft ten aanzien van de lokale actoren. Die autoriteit en middelen hebben de gemeentelijke cultuurbeleidscoördinatoren vandaag niet.) De positionering van de cultuurbeleidscoördinator in het lokale culturele veld moet toch ooit opnieuw verder uitgeklaard worden.

* Door actief te zijn op hetzelfde terrein genereren de partners bij elkaar mogelijk vrees voor terreinverlies, competitiedrang en territoriale reflexen. De werkgroep adviseert deze gevoelens steeds uit te spreken en niet te laten sluimeren. De voorgestelde manier om tot samenwerking te komen, moet immers toelaten de eigen mening te kanaliseren zonder banden (bruggen?) op te blazen.

* Vaak wordt van een samenwerking verwacht dat ze groeit naar nog meer samenwerking, of dat de samenwerking op één of andere manier inwerkt op de partners en op organisatieniveau een veranderingsproces teweegbrengt (meer openheid, meer dynamiek, meer omgevingsgerichte werking,…). De werkgroep meent dat in deze situaties het instrumenteel karakter van het samenwerkingsverband in kwestie niet meer zuiver is en pleit ervoor dat dergelijke gewenste veranderingsprocessen als een doelstelling op zich worden geïdentificeerd en aangepakt. Wat betekent dit voor realisatie in onze Brusselse context van de integratiegedachte uit het decreet?

* Soms vormt een partner een obstakel in een goede samenwerking. De werkgroep is van oordeel dat het acceptabel is ‘het staartje te laten voor wat het is’ (cfr. ‘verwachtings- of weerstandscurve’ van samenwerking – Rita L’Enfant) wanneer aan het overlevingsgevecht van de samenwerking te veel energie wordt verloren. Weer geldt: samenwerken is geen doel op zich. De organisatie in kwestie moet bijbenen of uit de samenwerking stappen. Maar ook in dit geval moet de cultuurbeleidscoördinator steeds het gesprek blijven aangaan.

* De gemeentelijke adviesraad cultuur kwam enkel zijdelings ter sprake, maar heeft een specifieke plaats in dit structureel samenwerkingsperspectief. Het lijkt raadzaam ook dit thema snel opnieuw hoger op de agenda te plaatsen.


Checklist gemeenschapsvormende projecten,
(gezamenlijk werkstuk), 2008.

Gemeenschapsvormende projecten kennen een logisch verloop: ze vertrekken vanuit kennis van zaken (vervat in de omgevingsanalyse) en evolueren via concrete betrokkenheid (gerealiseerd in samenwerkingsverbanden) naar een versterking van de sociale cohesie, naar meer mondigheid en zelfredzaamheid, naar de ontdekking van eigen talenten en naar verdere zelfontplooiing.

1. Uitgangspunten

Context, context, context
- De projecten sluiten aan op de doelstellingen vervat in het cultuurbeleidsplan.
- Gemeenschapsvormende projecten steunen op een omgevingsanalyse. De omgevingsanalyse verklaart hun bestaansreden, relevantie en afbakening.

Relaties tussen mensen
- Gemeenschapsvormende projecten vertrekken vanuit relaties tussen mensen en grijpen er op in. De deelnemers zijn op één of andere manier - positief of negatief, actief of passief - met elkaar verbonden, bijvoorbeeld via het gezamenlijk gebruik maken van een stuk publiek domein, of het delen van een stuk geschiedenis; of het samen leven in een bepaalde straat, wijk, gemeente; of… Deze verbanden vormen een wezenlijk onderdeel van de context van een gemeenschapsvormend project.

2. Proces

Ontmoeting en dialoog
- De betrokken actoren en deelnemers ontmoeten elkaar in een dialoog van wederzijds respect. Gemeenschapsvormende projecten bouwen vanuit het gemeenschappelijke of vanuit de zoektocht naar gemeenschappelijkheid aan bijvoorbeeld gedeelde inlevingsvormen, gedeelde interpretaties en inzichten, een gezamenlijk referentiekader,… De projecten maken deze gemeenschappelijkheid bespreekbaar en zichtbaar, bevragen ze, versterken ze, breiden ze uit of hertekenen ze. De dialoog staat voor gelijkwaardigheid en tweerichtingsverkeer tussen alle participanten: beroepskrachten en vrijwilligers.
- De deelnemers moeten zich het project kunnen toeëigenen. Ze zijn actoren eerder dan consumenten.
- De betrokken actoren en deelnemers beogen een concrete realisatie. Ze kunnen actief uitwisselen wie ze zijn, zich samen tonen, zich samen uiten, samen iets beleven.
- De projecten weerspiegelen in hun vorm en inhoud de boeiende complexiteit en diversiteit van een stedelijke samenleving.

Netwerk
- Gemeenschapsvormende projecten steunen op samenwerkingsverbanden eigen aan de projectomgeving.

Culturele actie
- Gemeenschapsvormende cultuurprojecten willen mensen samenbrengen via een cultureel gegeven. Evenementen zijn daarbij niet hèt einddoel; ze dienen om het proces van gemeenschapsvorming in gang te zetten, om het zichtbaar te maken of om bereikte resultaten te tonen. Cultuur wordt hier als instrument, middel en motor gebruikt. Het is de taal waarin het proces wordt verbeeld, waarin het in de openbaarheid wordt gebracht en deelbaar wordt.
- Deze specifieke culturele acties leggen de focus op de talenten van burgers en het potentieel van organisaties, verenigingen of instellingen. Ze activeren de deelnemers om de kracht te ontwikkelen om zelf antwoorden te formuleren op de uitdagingen in hun omgeving.
- Gemeenschapsvormende projecten doen een beroep op verbeeldingskracht, op creativiteit, op optimisme, op de bereidheid om op een positieve manier te kijken naar en om te gaan met verandering en vernieuwing.

3. Resultaten

Proces eerder dan product
- Het succes van een project wordt afgewogen aan de hand van de kwaliteit van het proces.
- De (artistieke) kwaliteit van bijkomende resultaten is afhankelijk van project tot project en van de projecteigen finaliteit.

Langetermijneffect
- Gemeenschapsvormende projecten zijn afgebakend in de tijd, maar beogen duurzame effecten. De ervaren gemeenschappelijkheid kan bijvoorbeeld leiden tot een verminderde drempelvrees, tot herhaalde samenwerking, tot nieuwe sociale netwerken, tot blijvende betrokkenheid van deelnemers bij de leefomgeving en het cultureel gebeuren in kwestie. De samenwerking en uitwisseling in het kader van een gemeenschapsvormend project kan de betrokken actoren en deelnemers helpen om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen of aan te scherpen, bijvoorbeeld op het vlak van interculturele dialoog, het eigen organisatiemodel, de omgang met instellingen en steunpunten. Sterke indicaties van een dergelijk langetermijneffect mogen worden verwacht na afloop van het gesubsidieerde traject, maar zijn niet noodzakelijk na een eerste werkjaar.